De
titel verwijst naar het eerste verhaal uit deze bundel van vier. Dat
eerste verhaal vertelt over de droom die moeder Lanoye had een paar dagen voor
de geboorte van Tom. In die droom preekte een voorvader dat het de laatste
kans is om het geslacht van slagers voort te zetten, maar tussen de lijnen merk
je dat hij eigenlijk al wist dat het met de jongen "de verkeerde kant zou
opgaan". En verkeerd betekende in de ogen van voorvader Jean-Baptiste
dat-ie geen slager zou worden. Moeder denkt er anders over, terwijl de
ongeborene geboeid meeluistert.
Er is een zekere mate van autobiografie in "Een slagerszoon met een
brilletje", net zoals in "Oh land der blinden", het laatste
verhaal. Maar helemaal zeker ben je nooit, daarvoor is er net genoeg
absurditeit in beide verhalen gemengd.
De overige twee, "Jules en Alice" en "Het boek" zijn (of
tenminste, lijken me) complete fictie. Maar ook daar zit het
absurde nooit ver weg.
Je merkt twee dingen in deze bundel: de schrijver is nog beginnend, en
tegelijk zit er in dat debuut al een enorm potentiëel. Hier en daar
zakten de verhalen nog af naar "gewoon goed", maar vooral de verhalen
waarin Tom Lanoye zelf een rol speelt zijn een meesterlijke combinatie van droog
cynisme, een uitstekende vertelstijl en een zalige humor.